235-871751 Scans van de opgenomen foto’s en advertenties, per jaargang en per maand; jaargang 3, 1927-1928
Eerst keek hem de winkeljuffrouw / Zonderling en angstig aan. / Hij kreeg nijging om metéén maar / Weer den winkel uit te gaan. / In een hoekje stond de looper / En die zette een gezicht / Of hij hoorde vragen / Naar twee Meter Mei-gedicht. / Toen riep zij de oudste juffrouw, / (Minder, minder werd zijn lef!) / En die riep de chef-bediende / En die riep de winkelchef. / Deze waarschuwde zijn baas weer, / Hij begreep het nog niet goed, / Stamelde die gek, dat wezen / Heusch de woorden: Strooien hoed? Opgepast, verkocht, vertrokken. / Wonder, wonder blonk de zon / Op het blonde strooien doppie / Dat een schuimtaart heeten kon. / En maar loopen, en niet denken, / En niet kijken om je heen, / En het hoedje op je slapen / Als een tempel, als een steen. / Nagekeken door de menschen / Als een gek, een geest, een spook... / Zelfverwijten, hoed-verwenschen. / Zelf vèr weg je wenschen ook. / Thuis de hoed diep in de kleerkast: Nóóit zoo'n ding meer op je kop! ..................................... Dag daarna loopt half de wereld / Met een strooien doppie op...