Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.
Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:
• Kenmerken van het archief • Inleiding op het archief • Inventaris of plaatsingslijst • Eventueel bijlagen
De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.
De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.
De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.
Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.
Een driekwart eeuw voordat de N.V. "Maatschappij, gezegd de Korenschoof" werd opgericht kan men al spreken van industriële vestiging op de plaats waar van 1857 af het hoofdbedrijf der N.V. werd uitgeoefend. Op 11 oktober 1779 namelijk verleende de Vroedschap van Utrecht aan Abraham Welsingh en Adriaen Swartendijk, onder zekere voorwaarden, vergunning tot het oprichten van "eene machinale spinderije" en tot het gebruiken van het water uit de stadsgrachten teneinde in hun onderneming een waterrad aan te drijven * . Naar deze vergunning verwijzen B. en W. van Utrecht uitdrukkelijk, in antwoord op een rekest van de N.V. naar aanleiding van de afbraak in 1906 van dit waterrad, dat vanaf 1812 de meelfabricage heeft gediend * . De rivier de Vecht stroomt vanuit de Utrechtse stadsgrachten naar het noorden. Tussen deze grachten en de Vecht bestaat een peilverschil van een meter, dat in 1608 tot stand is gebracht door de aanleg van de Weerdsluis * .
Inv.nr. 1; G.A. Utrecht, Bibliotheek over Utrecht nr. 2217 4x (49-53); Archief der stad II nr. 810.
Inv. nr. 3.
R. Blijstra, 2000 jaar Utrecht, Utrecht/Antwerpen 1969, p. 138. De Weerdsluis, vernieuwd in 1822, en de O. Weerdsgracht zijn nog te zien; de W. Weerdsgracht is bij de aanleg van de Oudenoord ca. 1950 overkluisd.
Behalve door deze sluis hebben de stadsgrachten verbinding met de Vecht door twee waterlopen aan weerszijden van de rivier, die de Utrechtse wijk Bemuurde Weerd omvatten. De door de sluisaanleg ontstane stroom door deze waterlopen werd tot aandrijfkracht voor verscheidene watermolens; één zo'n rad diende sedert 1681 de zijdegarenfabriek "Zijde Balen" * . Bovengenoemde voorwaarden van de Vroedschap nu verplichtten Welsingh en Swartendijk om met "Zijde Balen", vooral wat het watergebruik betrof, niet in concurrentie te treden * . In 1780 lieten Welsingh en Swartendijk door het daartoe gekochte land * tussen de W. Weerdsgracht en de Vecht een dwarsgang met stuwbassin graven, waardoor zij genoemd peilverschil industrieel konden toepassen * . De firmanten, "fabriqueurs in zijde en halve zijde stoffen", vestigden hun onderneming ten einde "daar op meestal fijne catoene, litijne en quinette gaarens midsgaders zijdepluis en florette gaarens te laten schrobbelen, kaarden en spinnen" * .
J.H. van den Hoek Ostende, Watermolens aan de Vecht bij Utrecht; in: Jaarboekje "Niftarlake" 1964, Utrecht z.d. (1965), p. 2; S. Muller Fz., Zijdebalen, Utrecht 1912.
Inv.nr. 1.
G.A. Utrecht, Archief S. nr. 414, protocol nots. J.T. Blekman, koopakte 1779 dec. 11; Archief der stad II nr. 3420, register van transporten in de Bemuurde Weerd, transportakten 1780 jan. 24., 1781 mrt. 7.
J.H.van den Hoek Ostende, op. cit., p. 6.
R.A. Utrecht, Archief der Staten 1325-1813 nr. 234, resolutie Staten 1780 febr. 16.
Dit geschiedde in een voor die tijd zeer modern bedrijf dat de eerste mechanische spinnerij in Nederland was, ingericht met de machine van Arkwright, het "waterframe", negen jaar na de eerste toepassing hiervan te Cromford in Engeland * . De Utrechtse fabrikanten stelden hun spinnerij onder de directie van John en Charles Thompson uit Bensal, Derbyshire, die mogelijk hun kundigheid in Arkwright's spinning-mill hebben verworven * . Staten 's Lands van Utrecht, "deze entreprise als loffelijk aanziende", verleenden Welsingh en Swartendijk in 1780 voor 25 jaar exclusief octrooi binnen het gewest en vrijdom van alle belastingen * . Er moet werk geweest zijn voor enkele tientallen arbeidskrachten, een voor die tijd niet gering getal * . Al spoedig beperkte de onderneming zich tot het spinnen van katoen * .
Z.W.Sneller, Een mechanische katoenspinnerij in Nederland in het laatst der 18e eeuw; in: Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde, 7de reeks I, 's-Gravenhage 1931, p. 167-169, 172-176.
Inv.nr. 1.
R.A. Utrecht, Archief der Staten 1325-1813 nr. 234, resoluties Staten 1780 apr. 9, mei 3; G.A. Utrecht, Archief der stad II nr. 121, resolutie Vroedschap 1780 mei 1.
Z.W. Sneller, op. cit., p. 176; vgl. noot 9.
G.A. Utrecht, Archief S. nr. 412, protocol nots. L. Swartendijk, testament ds. Michaël Swartendijk 1782 nov. 14. Vgl. inv.nr. 1, bezwaarschrift weduwe Zijdervelt.
In de Korenschoof-archieven ontbreekt uit deze vroege periode vrijwel iedere getuigenis van de bedrijfsvoering. Zelfs enkele eigendomsoverdrachten van de fabriek moesten worden gereconstrueerd aan de hand van andere archieven. In 1790 verkochten Swartendijk, de weduwe Welsingh en de mede-eigenaren de "catoen-reederij" en bijgebouwen voor fl. 20.000,- alsmede de gereedschappen, machines en waterwerken voor fl. 9.400,- aan Shadrach Munnings te Rotterdam * , die John Lever als bedrijfsleider lieten optreden * . In 1791, toen Munnings naar Brussel was verhuisd, verkocht hij zijn recht op transport van eigendom door aan Thomas Marten * .
G.A. Utrecht, Archief S. nr. 414, protocol nots. J.T. Blekman, koopakte 1790 apr. 9; G.A. Leiden, Notarieel Archief nr. 2649, protocol nots. G. Verheik, akte van procuratie 1790 mrt. 26.
G.A. Utrecht, Archief S. nr. 461, protocol nots. M.J. van Buuren, koopakte 1792 juni 2; vgl. ibidem akte van procuratie 1791 dec. 12.
G.A. Utrecht, Archief S. nr. 461, protocol nots. M.J. van Buuren, koopakte 1792 juni 2; Archief der stad II nr. 3420, register van transporten in de Bemuurde Weerd, transportakten 1792 juni 5; advertentie Utrechtsche Courant 1792 apr. 2.
Op zijn beurt vertrok Marten in 1793 metterwoon naar Engeland * - ook de gebroeders Thompson zijn toen uit het gezichtsveld verdwenen * - na het fabriekscomplex voor fl. 15.000,- en de machines voor fl. 8.105,- verkocht te hebben aan Hendrik van Dooren, Jan Otto en Otto Ruysch van Dugteren en Wouter Casteel * . Binnen enkele jaren ontstond onder deze compagnons hevige onenigheid die er op uitliep dat Van Dooren, na een uitspraak van de Raad van Rechtspleging te Utrecht ten gunste van Otto Ruysch van Dugteren, de fabriek in augustus 1799 sloot * .
G.A. Utrecht, Archief der stad II nr. 2051, manuaal der 100ste penning van 1793, VII nr. 204 Bemuurde Weerd.
G.A. Utrecht, Archief S. nr. 461, protocol nots. M.J. van Buuren, akten van procuratie en van executeurschap 1792 okt. 29; vgl. noot 18.
Inv. nr. 4; G.A. Utrecht, Archief der stad III nr. 548, register van transporten in de Bemuurde Weerd, transportakte 1799 aug. 26 (!); advertentie Utrechtsche Courant 1792 nov. 19.
G.A. Utrecht, Archief der stad III nr. 591, notulen B. en W. 1808 juli 4; III nr. 135, aantekeningen over fabrieken te Utrecht, 1801.
De katoenspinnerij is daarna niet meer in bedrijf geweest. Wel heeft Van Dooren van Breda uit nog geprobeerd de fabriek weer aan de gang te krijgen, blijkens verzoekschriften om financiële steun aan Koning Lodewijk in 1808 en aan de minister van Binnenlandse zaken in 1810, maar vader en zoon Van Dugteren waren inmiddels overleden, hun vele erfgenamen woonden verspreid en de belangstelling van de overheid om in het risico van de onderneming te delen bleek gering te zijn * . Ruim twaalf jaar bleef het grote vijf verdiepingen hoge fabrieksgebouw gesloten * .
G.A. Utrecht, Archief der stad III nr. 591, notulen B. en W. 1808 mei 23, juli 4, 1810 juli 23, nov. 12; A.R.A., Archief Min. v. Binn. Z., rapport 1808 juli 29 op rekest (rel. nr. la) H.van Doorn te Breda.
Over de inrichting van de spinnerij: inv.nr. 5, akte van veiling van de boedel van Ida van Ruytenbeek, weduwe Otto Ruysch van Dugteren, 1811; A.R.A., Collectie-Goldberg nr. 31, inventaris van de catoen-rederij, 1801, ook gegeven door Z.W. Sneller, op. cit., p. 184-188.
Ultimo 1811 kochten Jan Hubertus Pellekaan en Unico Wilhelm Teutonicus Cazius het vervallen bedrijf voor fl. 13.950,- op * , en nadat als compagnon was toegetreden Dirk Anthon Reitz * richtten zij de gebouwen in tot "koorn- en cementmolen" * . Hoewel hun recht om koren te malen in 1814 bij Souverein Besluit werd bevestigd tegen de vier voorheen geprivilegieerde korenmolenaars van de stad * , verkochten Pellekaan en Compagnie het maalbedrijf reeds in 1816 voor fl. 31.100,- aan Remees Floris Elin Modderman en Christian Heinrich Schober, de eigenaars van de lakenfabriek "Elin" * .
Inv. nr. 5. Vgl.: G.A. Utrecht, Archief der stad III nr. 548, register van transporten in de Bemuurde Weerd, transportakte 1801 apr. 20.
Inv. nr. 9.
Inv. nr. 2.
Inv. nr. 2; G.A. Utrecht, Archief der stad IV nr. 1217.
Inv. nrs. 10, 11; Ivanof, Honderd jaar Meelfabriek "De Korenschoof", Utrecht 1957, p. 8-12 (autobiografie C.H.Schober).
Deze twee firmanten, van 1816 af handelende onder de naam Remees Floris Elin en Compagnon en sinds 1832 onder de firmanaam Schober en Modderman * , hebben de fabriek in sterke mate uitgebreid. Modderman, telg uit het geslacht van lakenfabrikeurs Elin * , bracht de windkoren- en volmolen " 't Schaap" in de Bemuurde Weerd aan het Zwarte Water in * , en gezamenlijk kochten zij vele huizen en terreinen in de Bemuurde Weerd, voornamelijk aan de Kaatsteeg, voor huisvesting van arbeiders en uitbreiding van het bedrijf * .
G.A.Utrecht, Notariële archieven 1811-1842 nr. 232a, protocol nots. P.A. van Schermbeek, akten van compagnonschap 1816 aug. 14 (nr. 2775), 1831 dec. 13 (nr. 11105).
Centraal Bureau voor Genealogie, Témoignages de l'Eglise Wallone, map 105 no. 14, genealogie Elin. Voor de geschiedenis van deze lakenfabriek vgl.: C. Wiskerke, De afschaffing der gilden in Nederland, Amsterdam 1938, p. 54; W.A.G. Perks, Zes eeuwen molens in Utrecht, Utrecht/Antwerpen 1974, p. 69, 70, 216-221.
G.A.Utrecht, Archief der stad II nr. 121, resoluties Vroedschap 1783 juni 16, 30; Archief S. nr. 653, protocol nots. J.F. Gobius, boedelscheiding 1803 mei 2; S. nr. 656, protocol nots. C. van Hees, koopakten 1808 mei 7.
Inv. nrs. 19, 20.
Tevens verkregen zij in 1821 het recht van gebruik van een tweede watergang, die van de in 1816 opgeheven zijdefabriek "Zijde Balen" * . De bezigheden van de compagnieschap omvatten in 1816 "het fabriceeren en bereiden van lakenen, het malen van allerhande soorten van granen, mitsgaders van snuiftabak", vijftien jaar later "het malen van kooren, snuif, cement en zagen van hout, het spinnen van wol, mitsgaders eene negotie in houtwaren" * . Het lakenvollen was omstreeks 1824 stopgezet * , een houtmolen in 1824 aan de Zeedijk (Vecht W. zijde) opgericht * .
Inv. nr. 3. G.A. Utrecht, Archief der stad IV nr. 67, notulen Raad 1821 juni 4, 1824 juni 1, sept. 6; vgl. V nr. 67x, besluit B. en W. 1858 mrt. 3.
G.A. Utrecht, Notariële archieven 1811-1842 nr. 232a, protocol nots. P.A. van Schermbeek, akten van compagnonschap 1816 aug. 14 (nr. 2775), 1831 dec. 13 (nr. 11105); vgl. II nr. 1210, aantekeningen over fabrieken te Utrecht, 1816-1819, fol. 29.
G.A. Utrecht, Archief der stad IV nr. 92, notulen Burgemeesteren 1823 mei 13; IV nr. 94, notulen B. en W. 1827 aug. 3; IV nr. 496.
R.A. Utrecht, Archief van het Provinciaal Bestuur na 1813, besluit Ged. Staten 1824 aug. 6.
Modderman trad in 1843 uit de combinatie * en Schober werd nu door zijn zoon, mr. Johan Hendrik Schober, bijgestaan * . Uit de grote verscheidenheid van fabricage heeft de firma Schober en Zoon de houtzagerij afgestoten: in 1851 ging de zaagmolen "De Reus" voor fl. 8.800,- over op de firma Jongeneel * , die thans nog aan de Zeedijk is gevestigd. De molen " 't Schaap" werd in 1855 voor fl. 9.000,- verkocht aan Arie Pos * . De statuten van 1856 der op te richten Naamlooze Vennootschap die naar de Schobers vernoemd zou worden, stellen als bedrijfsdoel vast "het malen van graan, het pellen van rijst door water- en stoomkracht en het voortzetten der (wol)spinnerij" * . Als novum der techniek waren in 1856 stoommachines in het bedrijf geïnstalleerd * , maar de wateraandrijving zou voor het bedrijf nog geruimte tijd van belang blijven * .
Inv. nr. 22.
Een akte van compagnonschap onder firma van Schober en Zoon is niet aangetroffen. Vgl. Ivanof, op. cit., p. 30.
Inv. nr. 23.
W.A.G. Perks, op. cit., p. 72. De koopakte werd t.o.v. nots. Van Beusekom Everts te Utrecht gepasseerd.
Inv. nr. 36.
Inv. nr. 34.
Inv. nrs. 3, 28, 33, 184; G.A. Utrecht, Archief der stad IV nr. 94, notulen B. en W. 1844 mrt. 14, apr. 22; IV nr. 522x.
De voornaamste aanleiding tot het omzetten van de firma Schober en Zoon in de N.V. "Maatschappij, gezegd de Korenschoof" was, aldus de firmanten, de afschaffing per 1 januari 1857 van de accijnswet op het gemaal. Voor die tijd kochten nog vele bakkers zelf hun graan in en lieten dat in de fabriek malen. De "vrijheid om zonder wettelijk toezicht" graan tot meel te verwerken zou het inkopen van granen op grote schaal meer lonend voor het maalbedrijf maken. Daartoe was toen uitbreiding van het werkkapitaal noodzakelijk * . Buiten beschouwing bleef de leeftijd van de oudste firmant Schober, immigrant uit Gotha in Saksen, sinds 1804 gepensioneerd luitenant-kolonel in het leger van de Bataafse Republiek, die in 1857 de leeftijd van negentig jaar bereikte * . De fabrieksgebouwen en -installaties der firma werden voor fl. 115.000,- overgedragen aan de N.V. * en mr. J.H. Schober werd statutair tot directeur van de N.V. benoemd * .
J.H. Schober, Maatschappij De Korenschoof 1857-1881; in: Tijdschrift voor Nijverheid, stuk X, jrg. 1882, p. 1, 2.
Nederland's Patriciaat XI, 's-Gravenhage 1920, genealogie Schober, p. 249; Ivanof, op. cit., p. 8-10, 33.
Inv. nrs. 26, 36. De koopakte tussen C.H. en J.H. Schober en de Commissarissen der N.V. werd 1857 juli 21 t.o.v. nots. P.A.van Schermbeek te Utrecht gepasseerd.
Directie van "De Korenschoof" N.V N.B. d. = directeur, o. = onderdirecteur, p. = procuratiehouder
Commissarissen van "De Korenschoof" N.V
Bestuursleden van de Stichting "De Korenschoof" N.B. Het Bestuur van de Stichting "De Korenschoof" werd gevormd door de Directeur en de Raad van Commissarissen van "De Korenschoof" N.V. (Art. 3 der Statuten van de Stichting)