De resolutie- en notulenboeken maken het mogelijk vanaf 1969 - het jaar waarin de eerste besluiten werden genoteerd -, de ontwikkelingen op de voet te volgen.
Naar de motieven die ds. Schagen er toe hebben gebracht, op naamswijziging aan te dringen, kan men slechts gissen. Mogelijk heeft de vredelievende leraar een duidelijke streep onder het verleden willen zetten en de herinnering aan vroegere verdeeldheid bij zijn gemeenteleden willen uitwissen. Hoe het ook zij, naderhand is de gemeente bekend geraakt onder de naam die zij nog draagt: Doopsgezinde Gemeente te Utrecht.
Aanleiding tot de moeilijkheden was het eigenzinnig optreden van de nog jonge leraar, dr. Willem van Maurik. Er bestond in het land reeds lang een controverse tussen de Vlaamse, Friese en Hoogduitse gemeenten enerzijds en de Waterlandse anderzijds. Deze laatsten onderhielden kerkelijke gemeenschap met de Remonstranten, Collegianten en Socianen en wezen iedere van boven opgelegde geloofsbelijdenis af, redenen te over voor de meer rechtzinnige gemeenten zich zo weinig mogelijk met de Waterlanders in te laten. Toen nu Willem van Maurik in 1661 zonder toestemming van zijn kerkeraad een preekbeurt bij de Rotterdamse Waterlanders vervulde, haalde hij zicht de toorn van een deel van de gemeente op de hals. In een kerkeraadsvergadering raakten de gemoederen zo verhit, dat de vroedschap tussen beide moest komen en uiteindelijk besloot de wens van de confessionelen in te willigen en Willen van Maurik met drie van zijn confraters, t.w. Goris van Alendorp, Arent van Heuven en Johannes Andriesz., als leraar te schorsen.
Als het doek weer opgaat, zitten Willem van Maurik en zijn geloofsgenoten om de tafel.
De groep van Robert van Hoogveldt, die zelf reeds in 1663 was overleden, raakte in de volgende jaren steeds meer op de achtergrond. Verschillende gemeenteleden die zich aanvankelijk bij Van Hoogveldt hadden aangesloten, werden of lid van de "Gereformeerde" kerk of liepen over naar de vrijzinnige Doopsgezinde gemeente. Een klein groepje dat de oude beginselen trouw bleef, sloot zich in 1674 bij de Zonsche Sociëteit aan.
Deze sociëteit dankte haar naam aan het Doopsgezinde kerkgebouw de Zon aan het Singel te Amsterdam. Zij was opgericht door enkele confessionele Doopsgezinde gemeenten op Amsterdams initiatief.
Na de Napoleontische tijd, toen het van lieverlee een normale zaak werd dat alle gemeenteleden die hiertoe in staat waren, de gemeente financieel steunden met een vaste bijdrage, hield het College van contribuerende broeders op te bestaan * .
Een belangrijke gebeurtenis in de achttiende eeuw was ongetwijfeld de bouw van de kerk aan de Oudegracht.
1. De Algemene Doopsgezinde Sociëteit (A.D.S.)
Aanleiding tot de oprichting van de sociëteit in 1811 waren de moeilijke financiële omstandigheden waarin de Lamistengemeente te Amsterdam door de slechte economische toestanden verkeerde. Deze gemeente had tot op dat ogenblik de kosten van het seminarie voor Doopsgezinde leraren alleen gedragen, maar zag daartoe voor de toekomst geen kans meer. Het ging dus in de eerste plaats om de instandhouding van dit seminarie. Daarnaast wilde men jonge afgestudeerde predikanten van een redelijk minimumsalaris verzekeren.
De Utrechtse gemeente sloot zich in 1811 aan. Het duurde tot 1870, voordat alle Doopsgezinde gemeenten in Nederland tot de A.D.S. waren toegetreden.
Na 1923 werd het werkterrein van de A.D.S. geleidelijk uitgebreid. Tevens trad zij meer naar buiten en nam contact op met buitenlandse Doopsgezinde groeperingen en met andere kerkgenootschappen. In de Tweede Wereldoorlog maakte de A.D.S. deel uit van het Inter Kerkelijk Doopsgezinde Broederschap in Nederland.
In 1926 nam de A.D.S. de uitgave van het weekblad "De Zondagsbode" over van de Zwolsche Vereeniging, die hiermee in 1887 was gestart. Sinds 1948 wordt dit weekblad verspreid onder de naam "Algemeen Doopsgezind Weekblad".
Pruisen was in deze vereniging vertegenwoordigd door Emmerik en Kleef. Na 1879 sloten zich ook Zuidhollandse en Zeeuwse gemeenten en de gemeente van Eindhoven en Zuid-Limburg aan.
Ook de Zwolsche Vereeniging beoogde, in de eerste plaats de instandhouding van de predikdienst. Daarnaast ijverde zij voor het verlenen van financiële steun aan noodlijdende gemeenten (de "Zwolsche Kas") en het steunen van Doopsgezinden in de verstrooiing.
Uit de aard van de zaak werden deze contacten in de eerste plaats onderhouden door de kerkeraad van de gemeente en het wordt dan ook tijd aan dit bestuurslichaam nu enige aandacht te besteden.
De bedoeling van de bijeenkomst op die 25e oktober was het oordeel van de leden te peilen over een voorstel van de kerkeraad om tot het ontwerpen van een reglement over te gaan. De Doopsgezinde broeders en zusters zullen wel even aan het idee hebben moeten wennen. Een reglement "legt banden aan, die belemmerend kunnen werken, en wij Doopsgezinden hebben onze vrijheid zoo lief * . Maar het voorstel haalde het toch, een commissie werd aan het werk gezet en reeds 1 januari 1899 kon het nieuwe reglement worden ingevoerd * .
- Aan een financiële commissie van drie leden wordt rekening en verantwoording gedaan van het gehouden beheer (art. 6).
- De verkiezing van diakenen, diaconessen en leden der financiële commissie geschiedt bij stemming door de gemeenteleden. De kerkeraad doet een voordracht van drie personen voor elke vacature (art. 7).
- Jaarlijks treedt een lid der kerkeraad af, om de twee jaar een lid van de financiële commissie en om de drie jaar een diacones (art. 9).
- De kerkeraad bestaat uit twee onderafdelingen. Van de eerste, de brede kerkeraad, maakt naast de diakenen ook de leraar deel uit. Zij behandelt de kerkelijke aangelegenheden. De tweede onderafdeling, waarin alleen diakenen zitting hebben, is een administrerend college, dat alle overige aangelegenheden beheert en behartigt, met name de financiën en de armenzorg (art. 10).
N.B. Deze splitsing van de kerkeraad dateert reeds uit het begin van de 19e eeuw. De notulen van de vergadering van diakenen zijn vanaf 1916 in het archief aanwezig.
- De diaconessen maken geen deel uit van de kerkeraad, zij worden daarin vertegenwoordigd door de kameraar en de aalmoezenier (art. 10).
- Het college van diakenen vertegenwoordigt de gemeente in rechten en is bevoegd daartoe alle burgerlijke handelingen te verrichten (art. 12).
- De leraar wordt gekozen door de leden. Het beroepingswerk wordt voorbereid door een commissie bestaande uit kerkeraadsleden, leden van de financiële commissie en gemeenteleden (art. 14 en 15).
1. De kashouder of boekhouder, die met het algemeen financieel beheer was belast.
2. De kameraar onder wie de huishoudelijke dienst ressorteerde. Hij had o.a. de zorg voor het kerkgebouw en voor de huizen die eigendom van de gemeente waren.
Ook hield hij toezicht op het werk van de koster, de kosteres en de kerkeknechts. In deze laatste taak werd hij bijgestaan door de diacones.
3. De aalmoezenier, die de leiding had over de armenzorg en daarbij geassisteerd werd door één of twee diaconessen. In 1920 werd de Commissie van Armenzorg, na 1929 Commissie voor Maatschappelijken Bijstand genoemd, belast met de zorg voor de hulpbehoevende gemeenteleden. De aalmoezenier was uit hoofde van zijn functie voorzitter van de commissie. In januari 1938 werd de Commissie van Hulpbetoon geïnstalleerd ter vervanging van de Commissie voor Maatschappelijken Bijstand. In de nieuwe commissie hadden o.a. zitting de leraar van de gemeente als adviserend lid; twee kerkeraadsleden, waaronder de aalmoezenier; en enkele diaconessen. De commissie kon eventueel uitgebreid worden met meer adviserende leden. Het dagelijks bestuur bestond uit een voorzitter, een secretaris-penningmeester en de aalmoezenier.
Na 1950 spreekt men van de Commissie voor Maatschappelijke Zorg. Deze is op dezelfde wijze samengesteld als haar voorgangster. Alleen is de voorzittershamer weer bij de aalmoezenier teruggekeerd.
De attestaties, die deels chronologisch, deels alfabetisch geordend werden aangetroffen, zijn door C.F.M.J. barones Schimmelpennick van der Oye-Van Dam van Isselt, bibliothecaresse bij het Gemeentelijk Archief, in één chronologie ondergebracht en van een alfabetische index voorzien.
Een lijst van predikanten is als bijlage toegevoegd.