Op deze regels werden een aantal uitzonderingen gemaakt, waarvan de belangrijkste als volgt luiden:
- vererving in rechte neergaande lijn (kinderen van ouders, kleinkinderen van grootouders, enz.) en vererving door ouders van hun kinderen werden vrijgesteld van belasting;
overige vererving in de tweede graad (broers van zusters, grootouders van kleinkinderen) werd belast met vijf procent;
- overige vererving in de derde graad (neven/nichten van ooms/tantes en omgekeerd) werd belast met zeven en een half procent;
- wanneer het saldo van de nalatenschap minder dan driehonderd gulden bedroeg, werd de belasting kwijtgescholden.