Het decreet van 5 juni 1806, waarbij Lodewijk Napoleon kennis gaf van het aannemen van de koninklijke waardigheid over ons land, betekende het einde van de Bataafse Republiek, en het begin van het Koninkrijk Holland (1806-1810). Voor de koning echter op 23 juni daaropvolgend zijn intocht in Den Haag hield, werd bij publicatie van H.H. vertegenwoordigende het Bataafsch Gemeenebest nog bepalingen aangaande de heerlijke rechten vastgesteld op 9 juni 1806, waarbij eigenaren van heerlijkheden gedeeltelijk weer het recht herkregen om hoge ambtenaren (b.v. schout, secretaris, dijkgraaf) aan te stellen, waarvoor dan wel goedkeuring van het departementaal bestuur nodig was, en tevens herkregen zij het recht om lagere ambtenaren aan te stellen *  . Door deze publicatie werden de ambachtsheren deels weer in hun politieke rechten hersteld, nadat al in 1803 hun financiële rechten waren hersteld. In Jutphaas komen de heerlijkheden het Overeinde en het Nedereinde door koop in handen van het geslacht de Geer, in 1806 *  . N.a.v. voorgaande publicatie werd door het departementaal bestuur 's lands van Utrecht op 8 sept. 1806 een reglement van dezelfde strekking vastgesteld *  .

Op 7 aug. 1806 werd een constitutie opgelegd *  . En op 13 april 1807 werd een wet op het bestuur in de departementen vastgesteld *  . Het land werd hierbij verdeeld in 10 departementen. In het departement Lande van Utrecht behoorde Jutphaas tot het 2de kwartier, met als hoofdplaats Utrecht *  . Tevens werd bepaald, dat het bestuur van gemeenten der 2de klasse, gemeenten met minder dan 5000 inwoners zoals Jutphaas, of liever gezegd, de gerechten rond Jutphaas, onveranderd bleef *  . Op 20 april 1809 wordt een wet van kracht op de verdeling van het rijk en betreffende het bestuur der departementen en gemeenten *  .Deze wet bracht slechts geringe veranderingen. Art. 8 van deze wet evenwel schreef voor, dat iedere gemeente een burgemeester diende te hebben. Dit is de eerste keer, dat de titel van burgemeester in Jutphaas geïntroduceerd wordt.