Archieven Het Utrechts Archief Het Utrechts Archief

Uw zoekacties: Jachtgerecht

3 Jachtgerecht

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Er bestaat geen eensluidend oordeel over de zeer vroege ontwikkelingen met betrekking tot de jacht. Frederiks meent voor onze streken te moeten uitgaan van een gemeenschappelijke jachtuitoefening binnen het gebied van een stam *  . Het zou de fase zijn van het publiek jachtveld-stelsel. Hierna zou dan na verloop van tijd door verschuiving van gemeenschaps- naar privaateigendom het jachtrecht een gevolgrecht van de grondeigendom zijn geworden. Vast staat intussen dat in de middeleeuwen bij uitgiften van heerlijkheden de landsheer het jachtrecht daarin meestal mede omsluit.
Binnen de grenzen van een heerlijkheid pleegt het jachtrecht over te gaan op de eigenaren in successie. Wanneer op het eind van de middeleeuwen de vorsten machtiger worden, proberen zij de gehele jacht aan zich te trekken. De uitoefening van de jacht wordt als privilege aan enkele bevoorrechte standen en personen, de "gekwalificeerden", toegestaan. Ten tijde van de Republiek is deze persoonlijke kwalificatie een vereiste om te mogen jagen. Het is onzeker of de heer van een heerlijkheid om te mogen jagen nu een persoonlijke kwalificatie hiervoor moet bezitten - moet hij bijvoorbeeld tot de edelen behoren? - of dat eo ipso in zijn hoedanigheid van hoge of ambachtsheer deze kwalificatie reeds gelegen is.
De hierboven geschetste ontwikkeling zal niet voor elk deel van ons land in gelijke mate opgaan. In de tegenwoordige provincie Utrecht was van oudsher het jagen op klein wild vrijelijk toegestaan aan de kanunniken van de vijf kapittels, de edelen en de vrije burgers van de steden Utrecht en Amersfoort. Hadden de bisschoppelijke jachtgebieden nog een lokaal karakter, Karel V beperkte de vrije jacht aanzienlijk. Voor het jagen van groot of klein wild was de toestemming van de keizer nodig. Overtreders van de ordonnanties op de jacht werden meestal berecht door het hof van Utrecht. In 1667 nemen de gedeputeerde staten deze taak over. Zij bepaalden al sinds 1630 wie er tot de jacht bevoegd was.
Door het systeem van persoonlijke kwalificatie, nodig om te jagen, werden administratie en jurisdictie ingewikkeld. Er kwam behoefte aan een afzonderlijk orgaan om de jachtzaken te regelen. Willem III stelde daarom in 1680 het jachtgerecht in. Voor boetes boven de zestig gulden is appèl op gedeputeerde staten mogelijk. Het jachtgerecht werd gevormd door zeven, later vijf raadsheren en de luitenant-opperhoutvester, die het gerecht voor zal zitten. De titel opperhoutvester is aan de stadhouder voorbehouden. Deze benoemt de leden voor het leven. Het ingestelde jachtgerecht zal ook rechtspreken in de hoge heerlijkheden, die van de stadhouder uitgezonderd.
Kosters meent dat het recht om te jagen in een heerlijkheid alleen aan een persoonlijk gekwalificeerde eigenaar is toegestaan *  .
Na de dood van de stadhouder in 1702 wordt het jachtgerecht afgeschaft en treedt de ordonnantie op de jacht van 1667 weer in werking. In 1749 wordt het jachtgerecht opnieuw ingesteld, maar al in 1750 wordt de rechtsmacht ervan beperkt. Het hof van Utrecht of de stedelijke gerechten zullen criminele zaken behandelen. Ook nu wordt een uitzondering gemaakt voor de hoge heerlijkheden van de stadhouder. Voor deze gebieden wordt er een aparte jachtgerecht gevormd, waarbij echter aan het hof van Utrecht de criminele rechtspraak wordt opgedragen. Beide jachtgerechten worden in 1795 afgeschaft.
Dat ook in Utrecht het recht om te jagen een privilege is geworden, blijkt uit de ordonnanties op de jacht *  . Hierin wordt nauwkeurig bepaald wie er mogen jagen en waar er gejaagd mag worden door bepaalde personen.
Het door Fruin *  geïnventariseerde archief van het jachtgerecht was met diverse schenkingen uitgebreid. Door vele bijschrijvingen werd de toegankelijkheid niet groter. Toen bleek dat de handschriften collectie van het rijksarchief van Utrecht nog aanvullingen bevatte, met name op het gebied van de ordonnanties en processen, werd besloten tot her-inventarisatie van het archief van het jachtgerecht.
Bewerkingsgeschiedenis
Inventaris
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1680-1795
Toegangstitel:
Inventaris van het archief van het jachtgerecht in de provincie Utrecht 1680-1702, 1749-1795
Auteur:
T.M. Lisman-Schaap
Datering toegang:
1975
Datering bewerking:
2010
Openbaarheid:
Volledig openbaar
Rechtstitel:
Overbrenging van een overheidsarchief
Omvang:
6 bladen kaarten; 1,56 m zuurvrije dozen
Rubrieken: