Archieven Het Utrechts Archief Het Utrechts Archief

Uw zoekacties: De Monumenta handschriften van Aernout van Buchel

Hss_Van_Buchel_Monumenta De Monumenta handschriften van Aernout van Buchel

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
Inventaris -
1 Monumenta HUA)
Inleiding
Woord vooraf
Aernout van Buchels Monumenta als bron voor de geschiedschrijving van Utrecht
Materiële beschrijving van het handschrift
Hss_Van_Buchel_Monumenta De Monumenta handschriften van Aernout van Buchel
Inventaris -
1 Monumenta HUA)
Inleiding
Materiële beschrijving van het handschrift
door Joke Mammen
De Monumenta passim in templis ac monasteriis Trajectinae urbis atque agri inventa door Aernout van Buchel geeft een systematisch overzicht in tekst en beeld van de monumenten en familiewapens in de Utrechtse kerken en kloosters. Van Buchel verzamelde ook gegevens over (graf)monumenten en wapens die hij aantrof in kerken en kloosters buiten Utrecht. Deze aantekeningen en beschrijvingen bracht hij samen in twee andere handschriften.
De Inscriptiones monumentaque in templis et monasteriis Belgicis inventa beschrijft de monumenten en wapens uit de andere provincies van de Noordelijke Nederlanden en enkele plaatsen in de Zuidelijke Nederlanden (Universiteitsbibliotheek van Utrecht, ms.1648). De Monumenta quaedam sepulchralia, et publica in templis, aliisque locis inventa et descripta, quae in libris observationum ac hactenus descriptorum monumentorum meis non habentur bevat een aanvulling op de Inscriptiones (Rijksarchief Friesland, ms. EVC 1323 A).
In het voorwoord van de Monumenta verwijst Van Buchel naar een ‘afzonderlijk boekje’ (fol. 4r, [p. 3]) waarin hij reeds aandacht besteedde aan de geschiedenis van de stad Utrecht. Hij doelt hier op de Descriptio urbis Rheno-Trajectina…welke het begin vormt van de Commentarius rerum quotidianarum, in quo, praeter itinera diversarum regionum, urbium oppidorumque situs, antiquitates, principes, instituta, mores, multa eorum quae tam inter publicos quam privatos contingere solent, occurrunt exempla. Lectoribus pro cuiusque ingenio vel utilia vel saltem non iniucunda futura (Universiteitsbibliotheek van Utrecht, ms.789). Deze stadsbeschrijving, die begint met de oorsprong van de stad Utrecht, bevat een zeer uitvoerige beschrijving van de topografie van de stad, de geschiedenis van de Utrechtse bisschoppen en adellijke families. Het tweede gedeelte van de Commentarius, het Diarium, bevat een deels autobiografische kroniek van gebeurtenissen van 1560 tot 1599.
Signatuur: Utrecht, HUA [Bibliotheek]: XXVII L 1 (oud sign.: 1840x [hiervoor suppl. 593xx]).
[signatuur]De Monumenta is een aantal keren omgenummerd. Het handschrift is nog niet opgenomen in het gedrukte Supplement op den catalogus van de bibliotheek over Utrecht dat in 1906 verscheen. Het is later in het Supplement bijgeschreven achter nr. 593. Het handschrift kreeg een nieuw signatuur (1840x) naar aanleiding van de samenvoeging en omnummering van de Catalogus van de bibliotheek over Utrecht uit 1881 en het Supplement uit 1906. In de jaren tachtig van de twintigste eeuw is het handschrift opnieuw omgenummerd. Van het werk zijn in 1984 microfiches gemaakt.
Inhoud:
- fol. i [p. 1] Beschrijvingen en aantekeningen betreffende kerken te Beusichem, Zoelmond en Asch (Buren);
[fol. i]Het folium ‘i’ waarop Van Buchel de grafmonumenten uit de kerken van Beusichem, Zoelmond en Asch beschrijft is ingebonden vóór de titel. Het blad is zeer verkleurd en aan alle zijden gerepareerd. Het folium heeft waarschijnlijk oorspronkelijk onderdeel uitgemaakt van de Inscriptiones monumentaque in templis et monasteriis Belgicis inventa. Dit blijkt uit de afmetingen. Het folium is opgeplakt; het blad zelf meet 283 x 180 mm. De maat van het boekblok van de Monumenta is 283 x 190 mm en de Inscriptiones meet 285 x 180 mm. In het afschrift van Van Engelen van de Inscriptiones van Van Buchel is p. 33/34 een afschrift van fol ‘i’van Van Buchels Monumenta. In het origineel dat bewaard wordt in de Universiteitsbibliotheek van Utrecht ontbreekt dit folium.
- fol. 4r [p. 3] Titel: Monumenta passim in templis ac monasteriis Trajectinae urbis atque agri inventa en voorwoord ondertekend met A. B.;
[titel]Van Buchel heeft zijn onderzoek geordend via een globale onderwerpsindeling: hij begint met de vijf kapittelkerken in de stad, daarna volgen twee abdijen en de overige kerken en kloosters in de stad en enkele kerken en kloosters in de omgeving van de stad. Hij leidt beschrijvingen van de aanwezige monumenten zoals grafzerken en graftombes, wapenborden, wandschilderingen en ramen in met een korte schets van de stichting en het karakter van het gebouw. In de meeste gevallen wordt elk onderdeel besloten met een chronologische lijst van proosten, dekens, abten, commandeurs, abdissen enz. Daarnaast zijn er lijsten die overgenomen zijn uit memorieboeken bijvoorbeeld van Oudmunster en de St. Laurensabdij te Oostbroek. De langste is die van Vrouwenklooster te De Bilt.
- fol. 4v-161v [p. 4-286] Beschrijvingen van grafmonumenten in kerken en kloosters in de stad en provincie Utrecht met historische aantekeningen betreffende de gebouwen en de kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders;
- fol. 162r-163r [p. 288-290] Aantekeningen uit een memorieboek van de St. Laurensabdij te Oostbroek;
- fol. 163r-169v [p. 290-305] Afschrift van een register van het Vrouwenklooster te Oostbroek uit 1517. In het register worden, in kalendervorm, de namen van personen voor wie memoriediensten gehouden werden, weergegeven met een aanduiding van de geestelijke of wereldlijke staat van de persoon;
- fol. 170r-172v [p. 306-310] Aanvullingen op kerken en kloosters van de stad Utrecht.
Blanco fol.: 2, 3, 32v, 36v, 43, 74v, 76v, 90v, 91v, 92, 112v, 113, 115v, 117v, 118r, 119v, 122v, 127v, 128, 130, 133v, 137v, 144v, 147v, 149v, 150r, 156, 157v, 158v, 159.
Voor in de band zijn drie ingangen op het handschrift later bijgebonden: een inhoudsopgave van het afschrift van Van Engelen van de Monumenta, een concordantie tussen het handschrift van Van Buchel en Van Engelens afschrift en een inhoudsopgave van de Monumenta.
[ingangen]De inhoudsopgave van Van Engelens afschrift van de Monumenta en de concordantie werden waarschijnlijk na 1906 bijgebonden om de gebruikers hulp te bieden, die totdat de Monumenta in 1906 in de collectie van het Gemeentearchief werd opgenomen alleen het handschrift van Van Engelen tot hun beschikking hadden. De concordantie was nodig omdat Van Engelen de volgorde van de Monumenta niet heeft aangehouden. In 1992 werd een uitgebreide concordantie tussen Van Buchel – Van Engelen gemaakt door Kees Smit.
Het handschrift is in de hand van Aernout van Buchel. Op enkele plaatsen zijn aantekeningen gemaakt door latere bezitters/gebruikers van het handschrift. Voorbeelden hiervan in potlood: o.a. fol. 101v, 103r, 104v, 105r, 123, 125r, 132r [p. 190, 193, 196, 197, 227/228, 231, 240] en in pen: o.a. fol. 79v-81r, 82v, 121v, 122r, 126r, 154v [p. 150-153, 156, 225, 226, 233, 279].
Taal: Latijn, Nederlands
Lokalisering en datering: Utrecht, tweede decennium zeventiende eeuw, met aanvullingen tot 1641.
[tweede decennium zeventiende eeuw]Het handschrift is niet door de auteur gedateerd. Er zijn enkele aanwijzingen op grond waarvan een conclusie gerechtvaardigd lijkt dat de kern van het handschrift is geschreven in het begin van het tweede decennium van de zeventiende eeuw. Daarna heeft Van Buchel vele aanvullingen bijgeschreven. In de Monumenta zelf zijn op verschillende plekken aanwijzingen te vinden over het tijdstip waarop Van Buchel de betreffende passage schreef :
- fol. 4r [p. 3] regel 3-6: Van Buchel verwijst in deze passage naar een ander werk dat hij geschreven heeft over de geschiedenis van de stad Utrecht. Het gaat hier om de Descriptio urbis Rheno-Trajectina een onderdeel van Commentarius rerum quotidianarum. Het voorwoord van deze stadsbeschrijving is gedateerd 1588. Maar een groot deel van de teksten is in de jaren erna geschreven. Het Diarum, het kroniekgedeelte van de Commentarius, eindigt in 1599. De beschrijving van de stad Utrecht is door Van Buchel tot in 1601 aangevuld.
- fol. 6v [p. 8] regel 5-8: hier is sprake van een raam dat enkele jaren geleden vernieuwd is door een kanunnik genaamd Dirck Mulard. Op 28 oktober 1598 gaat het kapittel van de Dom akkoord met de vernieuwing van het raam.
- fol. 9v [p. 14] regel 17-20: ook hier is sprake van een raam dat nog geen 20 jaar geleden gerestaureerd of geheel vernieuwd is krachtens het testament van Jacob van Poelenburg. Deze kanunnik stierf in 1594. In 1598 werd het raam gemaakt. Deze passage zou dus geschreven zijn in ca.1618.
- fol. 21v [p. 38] regel 11-28 (2e kol.): beschrijving van de grafsteen van Valerius van Cuyk (overleden in 1612), die door zijn neef Jan van Cuyk is geplaatst. Van Buchel vermeldt niet de ‘steen’ van Jan van Cuyk, die in 1618 na zijn dood pal naast die van zijn oom werd geplaatst.
- fol. 40v [p. 76] regel 25-28 (2e kol.): Van Buchel verwijst naar zijn beschrijving van een graf van 4 september 1611.
- fol 56v [p. 106] regel 1-5 (1e kol.): beschrijving van het grafmonument van bisschop Koenraad. Dit grafmonument is in 1619 verplaatst. Dit moet Van Buchel dus voor 1619 beschreven hebben.
Boekblok: 175 folia papier (gefolieerd 2-3, i, 4-32, [I], 33-114, 114-163, 163-172) in 29 katernen. De beschreven pagina's zijn door Muller in de twintigste eeuw met potlood gepagineerd 1-310.
Papier: op het papier werden twee typen watermerken aangetroffen:
- huis verbonden met staf waaromheen zich een slang kronkelt. Het watermerk verbonden met een brugdraad en tussen twee brugdraden (katern 1-20 en katern 22).
Vergelijk: Piccard, Abteilung XVI, nr. 98 (Rheine i.W. 1596) en nr. 99 (Hochberg, Sulzberg 1596-1600). In beide gevallen is het merk op een afwijkende manier verbonden met de brugdraden.
- Schild met kruis,verbonden met staf waaromheen zich een slang kronkelt. Verbonden met twee brugdraden (katern 21 en 23-29).
Vergelijk: Heawood, p. 147, pl.507: 3767 (Rochester 1625) hier echter onder het schild de letters CN; 3768 (Schieland 1592) hier onder het schild letters WR en vorm staf anders; 3769 (Nuernberg 1598) hier onder het schild 4 streepjes; 3770 (Keulen 1608) onder het schild letter W.
Opbouw codex: Opbouwformule: 2°: 1I+1+1+1 (2-5), 2-5III (6-29), 6III+1 (30-35), 7-13III (36-77), 14III+1strookje (78-83), 15-19III (84-113), 20III(114, 114-118), 21-27III (119-160), 28III (161-163, 163-165), 29III+1 (166-172).
Van de 29 katernen bestaat het eerste katern uit een dubbelblad (2-3) en drie bladen ( i, 4, 5). De overige 28 katernen zijn samengesteld uit drie dubbelbladen, waarbij in het zesde katern de tekening van de St. Salvator is toegevoegd (niet gefolieerd) en in het laatste katern is een blad (fol. 171 [p. 307/308]) toegevoegd.
[eerste katern]Hoe het begin van de codex er oorspronkelijk uit heeft gezien is niet duidelijk. Waarschijnlijk bestond het uit 3 losse dubbelbladen waarvan de eerste 4 bladen blanco waren. Het blad dat volgt op fol. 3 is sterk verkleurd en gerepareerd. De rechterbovenhoek is beschadigd. Net voor de beschadiging is in inkt 'i' geschreven. De afmeting van het oorspronkelijke verkleurde blad (dus zonder de versteviging waarmee het nu ingebonden is) is 283 x 180 mm. Dit blad heeft waarschijnlijk oorspronkelijk onderdeel uitgemaakt van de Inscriptiones monumentaque in templis et monasteriis Belgicis inventa.
Afmetingen en indeling: het boekblok van de Monumenta meet 283x190 mm. De afmetingen van de bladspiegel variëren: tekst en illustraties of alleen tekst afwisselend in kolommen van 62-70 x 235-250 mm en alleen tekst of tekst en illustraties van 136-150 x 235-250 mm. Custodes op fol. 5r, 10r, 11r, 13v, 24r, 45v, 52r, 58r, 103r, 131r, 152v, 162r-168r (168v onregelmatig), 169r [p. 5, 15, 17, 22, 43, 84, 97, 109, 193, 238, 275, 288-302, 304]. Katern- of bladsignaturen niet gevonden.Vertikale liniëring met droge stift voor rechterkantlijn op de rectozijde van de folia. Kolommen verticaal gelinieerd in inkt.
[indeling] Interessant is de vraag hoe de Monumenta tot stand is gekomen. Zeker is dat Van Buchel het werk niet in één keer heeft geschreven. De grote verschillen in handschrift die ook al voorkomen in het gedeelte over de Dom, waarmee Van Buchel zijn werk aanvangt, wijzen daarop. Hij moet dus ruimte voor een onderwerp gereserveerd hebben. Die ruimte komt niet overeen met de indeling in katernen. Het eerste onderwerp, de Dom, wordt afgesloten met fol. 30v [p. 56]. Dit is de versozijde van het eerste blad van het zesde katern. Ook de beschrijving van de Buurkerk eindigt niet aan het eind van een katern maar op het 2e blad van het 18e katern: fol. 109v [206]. Hier blijkt ook dat Van Buchel te weinig ruimte voor het onderwerp had gereserveerd. Zijn beschrijving van de Buurkerk op fol. 101-109v [p. 189-206] wordt voortgezet op fol. 152 en 153v-154v [p. 274, 277-279]. Ook bij het kopiëren van het register van Vrouwenklooster komt Van Buchel in de problemen. Na fol. 168r [p. 302] heeft hij nog één blad nodig om zijn afschrift te voltooien. Fol. 168v [p. 303] is echter al ingedeeld in twee kolommen, dus moet hij doorgaan op fol. 169r [p. 304].
De conclusie lijkt gerechtvaardigd dat Van Buchel de Monumenta niet in losse katernen maar in codex-vorm heeft geschreven. We weten van Van Buchel dat hij de gegevens vaak eerst in klad schreef. Het ontbreken van katern- en bladsignaturen en het spaarzame gebruik van custodes wijzen ook in die richting.
Wat deze veronderstelling tegenspreekt is de sterke verkleuring van fol. 119 [p. 222/223]. Dit folium is het begin van katern 20 dat samen met katern 22 e.v. een ander papierwatermerk heeft. Katern 21 heeft echter nog het watermerk dat overeenkomt met de eerste 19 katernen. Is het handschrift wellicht in twee gedeelten geschreven die later zijn samengebonden?
Schrift en illustratie:
Schrift: verschillende vormen van lopend schrift, Latijn-cursief op fol. 4v, 5r, 25v [p. 4, 5, 46] en capitalis quadrata in de weergave van grafschriften. Met aantekeningen in pen en potlood van latere hand. Verwijzingen (in eigen hand): fol. 45v [p. 84]: ‘vide f.48’, fol. 48r [p. 89]: verwijzing terug, fol. 50r, 71r, 109v: ‘vide insuper fol. 151’, fol. 123r, 152v [p. 93, 135, 206: zie: p. 272, 227, 275]. Correcties: in inkt door auteur en in potlood van latere hand. Correcties zijn op diverse manieren aangebracht:
- doorstrepen van letter en goede letter in tekst erboven geschreven (bijvoorbeeld fol. 100v [p. 188]);
- woord tussenvoegen: tekentje in tekst en in kantlijn. In kantlijn gevolgd door het woord (bijvoorbeeld fol. 84v [p. 160]);
- onderstrepen van het onjuiste woord in de tekst en het juiste woord in de kantlijn (bijvoorbeeld fol. 22r, 58r [p. 39, 109]);
- door overplakken (bijvoorbeeld fol. 23r [p. 41] en fol. 154r [p. 278]).
Aanvullingen in tekst: soms was er voor aanvullingen te weinig ruimte. Buchel bracht in dat geval een tekentje in de tekst aan (bijvoorbeeld x of ii), dat hij in de marge herhaalde met daarachter het vervolg van de tekst (bijvoorbeeld fol. 105v [p. 198]).
Tekstgeleding en rubricatie: Geen indeling in hoofdstukken. Een nieuw onderwerp begint vaak op een nieuw blad met inleidende tekst over hele pagina waarna de beschrijvingen in tekening en tekst in twee kolommen volgen. Nummering in kantlijn op recto en versozijde van fol.11 [p. 17/18]. De titel in kapitalen geschreven, niet ingekleurd (fol.4r [p. 3]). Initialen en representanten niet gevonden.
Illustratie: het handschrift bestaat grotendeels uit een weergave van de ramen, grafmonumenten en wapenborden, dat wil zeggen weergave van tekst en voorstelling. De tekeningen van wapens en grafmonumenten zijn veelal ingekleurd (rood, twee varianten geel, groen, blauw, grijs, zwart). Volbladillustraties: fol.22v [p. 40] pentekening opgeplakt met op het onderliggende blad de verklarende tekst. De illustratie geeft een orgelluik weer waarop de legende van de 11.000 maagden wordt uitgebeeld; na fol.32 [p. 60/61] pentekening van de St. Salvatorkerk (ook wel Oudmunster genoemd) op los ingebonden blad. Beide tekeningen zijn niet ingekleurd.
Band: halfleer/marmer twintigste eeuw
Provenance: Na Van Buchels dood kwam een groot deel van zijn handschriften in het bezit van Cornelis Booth. Of de Monumenta daartoe ook behoorde, is niet zeker. Op de inventaris die Booth maakte van de handschriften van Van Buchel komt de Monumenta niet voor. Pas in de negentiende eeuw duikt het handschrift op in het bezit van Jhr. M.P. Smissaert, een toegewijd genealoog. Smissaert verkreeg het handschrift waarschijnlijk uit de nalatenschap van Edward Huydecoper van Nigtevecht.
[Smissaert]Hij was onder andere bestuurslid van de vereniging De Nederlandsche Heraut. Hij publiceerde in diverse genealogische tijdschriften en schreef samen met W.F.G.L. van der Dussen, Genealogische kwartierstaten van Nederlandsche geslachten (’s-Gravenhage, 1868-74). Smissaert was bevriend met Edward Huydecoper van Nigtevecht (1827-1883) die tijdens zijn leven een bijzondere bibliotheek opbouwde, voor een groot deel bestaande uit genealogische en heraldische handschriften. In 1883 liet Huydecoper een groot aantal handschriften, waaronder een aantal handschriften van Van Buchel, na aan Smissaert. Wellicht was hierbij ook de Monumenta. Op de eerste blanco blad van de Monumenta is de naam Huydecoper van Nigtevecht nog net zichtbaar.
Na de dood van Smissaert werd de Monumenta in 1906 tezamen met de overige boeken en handschriften uit zijn collectie geveild door het antiquariaat van Frederik Muller (de vader van S. Muller Fzn). Er werden vele unieke archiefstukken en handschriften aangeboden die betrekking hadden op de geschiedenis van Utrecht. Om zoveel mogelijk voor Utrecht te kunnen kopen maakte Muller Fzn, in zijn functie van gemeentearchivaris en rijksarchivaris in de provincie Utrecht, afspraken met de directie van de Universiteitsbibliotheek. Overeengekomen werd dat de fondsen die de instellingen voor de veiling ter beschikking hadden gekregen gezamelijk zouden worden besteed. De verdeling van de op de veiling verworven stukken zou achteraf plaatsvinden. De gemeentearchivaris had een 'zeer ruime subsidie' van B en W gevraagd en gekregen voor de aankoop van in ieder geval drie belangrijke handschriften, waaronder de Monumenta. Muller verwachtte echter dat dit bedrag f 1600,-- (ter vergelijking: het jaarbudget voor aankopen van het archief bedroeg f 2000,--) niet genoeg was voor de aankoop van de Monumenta én nog twee andere handschriften. In de vergadering van de Commissie Oud-archief verklaarde Muller dat de taxatie van de Monumenta een groot probleem vormde. De schattingen liepen uiteen van f 700,-- tot f 10.000,--. Om er zeker van te zijn dat het handschrift in het Gemeentearchief terecht zou komen, riep hij de hulp in van H.F. Kol van Ouwerkerk, een rijke telg uit een Utrechts bankiersgeslacht. Deze kunstverzamelaar was Muller al eens eerder te hulp geschoten bij de aankoop van een collectie tekeningen. Kol kocht het handschrift op de veiling en schonk het aan het archief. Dit ondanks het feit dat de prijs (f 960,--) zijn oorspronkelijk ter beschikking gestelde bedrag te boven ging.
Afschriften:
1. Monumenta passim in templis, ac monasteriis Traiectinae urbis, atque agri inventa. Deel II van Engelbert van Engelen, Grafs en wapen der kerken van Uytrecht [Utrecht, Bibliotheek HUA: IX D 19, oud sign.: 1841 (hiervoor: 1255)]. In de eerste helft van de achttiende eeuw werd door de Utrechtse arts Engelbert van Engelen een afschrift gemaakt van de Monumenta en de Inscriptiones van Van Buchel.
[Engelbert van Engelen] Van Engelbert van Engelen is niet al te veel bekend. Hij is blijkens het Album promotorum van de Utrechtse academie afkomstig van Gorinchem. Engelbert zal daar rond 1660 geboren zijn. Zijn vader, die dezelfde naam had, werd in 1669 in Utrecht als predikant beroepen. Engelbert studeerde medicijnen in Utrecht en promoveerde er in 1683. In 1686 trouwde hij met Elisabeth van Seventer. Na haar dood in 1710 bleef hij achter met 'mundige en onmundige kinderen'. Van Engelen stierf op 7 juli 1723.
Hij maakte deze kopieën als onderdeel van een eigen studie, in drie delen, naar de grafmonumenten en wapens in de kerken van Utrecht. Deze drie delen worden in de bibliotheek van Het Utrechts Archief bewaard. In het eerste deel schetst Van Engelen de wapens en grafschriften in kerken en gasthuizen in de stad Utrecht uit zijn tijd. Het tweede deel is het afschrift van de Monumenta en het derde deel is een afschrift van de Inscriptiones van Van Buchel. De kwaliteit van het schrift en de illustraties van Van Engelen is veel minder. Het handschrift werd in oktober 1723 na de dood van Van Engelen geveild samen met de rest van zijn boedel. Het werd op last van het stadsbestuur ten behoeve van de stadsbibliotheek gekocht. Het is tot 1906 bewaard in de bibliotheek van het archief van de stad. Op 11 mei 1906 werd het in bruikleen gegeven aan de Universiteitsbibliotheek. Het bruikleen werd op 30 november 1954 opgezegd.
[bruikleen] Bij de aankoop van de Monumenta van Van Buchel werd het afschrift van Van Engelen in bruikleen afgestaan aan de Universiteitsbibliotheek. Motief hiervoor was ten eerste dat voor raadpleging het afschrift naast het origineel zijn waarde had verloren. Bovendien zou op deze manier het verloren gaan van beide handschriften door bijvoorbeeld brand voorkomen kunnen worden. Het bruikleen werd later weer opgezegd. Als reden hiervoor werd opgegeven dat het beter was het handschrift met de andere drie delen te verenigen op het Gemeentearchief aangezien hier ook het register op de drie delen werd bewaard.
Tot de Monumenta van Van Buchel door het Utrechtse Gemeentearchief werd verworven, was het handschrift van Van Engelen de belangrijkste bron in een openbare collectie voor de bestudering van de wapens enz. in de kerken van Utrecht en omgeving. Het album heeft van de intensieve raadpleging zeer te lijden gehad.
2. K. van Alkemade en P. van de Schelling, Publyke Gedenktekenen in de provinsie van Utrecht of Beelden, Tombens, Schilderyen, Geslagt-wapenen, Graf- Lov- en Opschriften, beschilderde kerkglazen enz., ca. 1730. Dit handschrift werd vermeld in een artikel van E.A. van Beresteyn over de grafzerken in de Domkerk in het Jaarboekje van Oud Utrecht van 1927. Het is in bezit van de familie Beelaerts van Blokland.
3. W. van der Lely, Urbis Trajectinae monumentorum collectio exhibens herorum, aliorumque beatae memoriae clarissimorum virorum insignia et epitaphia ac pleraque monumenta sepulcratia passim in templis ac monasteriis urbis trajectinae atque agri inventa ab antiquitatum amatore collecta; ac scripta et delineata per Wm van der Lely, ca. 1750. Dit handschrift uit het bezit van E.A. van Beresteyn wordt bewaard in het Centraal Bureau voor Genealogie te Den Haag [sign.: GHS 50B02]. Van der Lely heeft een afschrift gemaakt waarin alleen de grafstenen zijn weergegeven. Van Beresteyn heeft beide handschriften bestudeerd en komt tot de conclusie dat Van der Lely het afschrift van Van Alkemade/Van de Schelling als legger heeft gebruikt. Het handschrift van Van der Lely is uitgegeven door M.G. Wildeman in de Wapenheraut van 1903, 1904 en 1905.
Verantwoording Monumenta
Literatuur
Colofon

Kenmerken

Categorie:
  • Zonder categorie