Archieven Het Utrechts Archief Het Utrechts Archief

Uw zoekacties: De Monumenta handschriften van Aernout van Buchel

Hss_Van_Buchel_Monumenta De Monumenta handschriften van Aernout van Buchel

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
Inventaris -
1 Monumenta HUA)
Inleiding
Woord vooraf
Hss_Van_Buchel_Monumenta De Monumenta handschriften van Aernout van Buchel
Inventaris -
1 Monumenta HUA)
Inleiding
Woord vooraf
In september 1990 begon de werkgroep Latijnse paleografie op verzoek van het Utrechtse Gemeentearchief met het transcriberen en vertalen van de Monumenta, het bekende handschrift van Aernout van Buchel. De groep bestond uit An Engels, Greet Wagenaar, Gerard Steenbrink, Wim Tolenaar en Jan Wolters. Ze hadden een jaar eerder een cursus Latijnse paleografie voltooid en inmiddels de nodige ervaring opgedaan. De groep werd aangevuld met Arie de Groot, die begonnen was aan een proefschrift over de inrichting van de Dom tijdens de Reformatie. In 1991 volgden Heleen Kost, Hannie Vermeer en Ludger Lubbers, die dat jaar de cursus gevolgd hadden. Deze negen vrijwilligers hebben onder mijn leiding het ruwe werk in vier jaar geklaard.
In 1996 nam ik de bestanden over en begon ik in overleg met Arend Pietersma, de projectbegeleider, met de eindbewerking. De transcriptie en de vertaling werden meermalen gecorrigeerd door Jan Wolters, in 1999 nogmaals door Margreet Blok en tenslotte nog eens door mijzelf.
We zijn veel dank verschuldigd aan een aantal deskundigen buiten de werkgroep. Allereerst Louise van Tongerloo, met name voor haar transcriptie van de memorieboeken van Oostbroek en Vrouwenklooster, maar ook voor diverse tips en correcties. Annesietske Stapel, Daantje Meuwissen, Llewellyn Bogaers en Menno Koopstra hielpen enkele onduidelijkheden over de Duitse orde op te lossen. Llewellyn Bogaers reikte bovendien gegevens aan over het feest van het Gulden Vlies in 1546. Bram van den Hoven van Genderen beantwoordde enkele vragen over het kapittel van Oudmunster. Janjaap Luijt was de vraagbaak inzake muntmeesters en Marten Jan Bok als het om schilders ging. Hij verwees me naar Molly Faries, de Scorel-deskundige, die zo vriendelijk was aanvullende gegevens te leveren. Ook Truus van Bueren was intermediair naar andere deskundigen, en heeft ons project steeds gestimuleerd. Lotty Broer keek het gedeelte over de Paulusabdij na, Bini Biemans dat over Nicolaaskerk en -klooster. Piet Hofmans, die korte tijd bij de werkgroep kwam maar door ziekte gehinderd werd, hielp ons met zijn kennis van Utrechtse families. Kees Vellekoop haalde een belangrijk artikel over een musicus tevoorschijn. Enkele lastige Latijnse passages werden gecontroleerd door Jan Bloemendal. Dat de medewerkers van Het Utrechts Archief met raad en daad klaarstonden, mag niet onvermeld blijven.
Een woord van dank ook aan de `klapperclub', een grote groep vrijwilligers, die in 30 jaar de doop- trouw- en begraafboeken van de stad Utrecht hebben geïndiceerd. Zelf heb ik het laatst overgebleven groepje, dat in het jaar 2000 het gigantische project tot een goed einde heeft gebracht, vijf jaar mogen begeleiden. Niemand heeft er zoveel van geprofiteerd als ikzelf, want daardoor heb ik talloze gegevens over begrafenissen tussen 1623-1641 kunnen vinden. Zonder de klapperclub zou de vertaling van de Monumenta er heel anders uitgezien hebben.
Kees Smit
februari 2002
Aernout van Buchels Monumenta als bron voor de geschiedschrijving van Utrecht
Materiële beschrijving van het handschrift
Verantwoording Monumenta
Literatuur
Colofon

Kenmerken

Categorie:
  • Zonder categorie