Archieven Het Utrechts Archief Het Utrechts Archief

Uw zoekacties: N.V. Koninklijke Nederlandse Jaarbeurs te Utrecht

836 N.V. Koninklijke Nederlandse Jaarbeurs te Utrecht

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
Inleiding
Geschiedenis
836 N.V. Koninklijke Nederlandse Jaarbeurs te Utrecht
Inleiding
Geschiedenis
Gedurende de Eerste Wereldoorlog verloor Nederland zijn internationale handelscontacten, zodat het na enige tijd op zichzelf was aangewezen. Er kwamen tal van industrieën met produkten die voorheen geïmporteerd werden, wat een opbloei van de binnenlandse handel tot gevolg had. Hierdoor ontstond behoefte aan een centraal punt, waar binnenlandse handelscontacten gelegd konden worden. Op 6 mei 1916 werd in de burgemeesterskamer te Utrecht de Vereeniging tot het houden van jaarbeurzen in Nederland opgericht door respectievelijk de Maatschappij van Nijverheid, de Nederlandsche Vereeniging voor Tentoonstellingsbelangen en de afdeling Utrecht van de Vereeniging Nederlandsch Fabrikaat, waarbij laatstgenoemde het initiatief had getoond. * 
Zij waren geïnspireerd door de beurzen in Londen (1915) en Lyon (1916), die waren opgericht omdat de Leipziger Messe voor de Engelse en Franse handel onbereikbaar was geworden. De keuze viel op Utrecht als vestigingsplaats vanwege de centrale ligging. W.A. van Zijst, wethouder der bedrijven van Utrecht, werd voorzitter en W. Graadt van Roggen, hoofdredacteur van het Utrechtsch Nieuwsblad, werd secretaris van de nieuwe vereniging. J. Milius, chef van de afdeling bedrijven van de gemeentesecretarie, werd als chef van het Jaarbeurssecretariaat aangewezen. A.H. Op ten Noort, directeur van gemeentewerken van de gemeente Utrecht, nam zitting in het bestuur van de vereniging; voor het organiseren van beurzen was aan gemeentewerken namelijk een "Jaarbeursdienst" toegevoegd. Het personeel van de Jaarbeurs werd in de eerste jaren "geleend" van de gemeente Utrecht en het secretariaat was tot 1918 gevestigd ter secretarie, afdeling bedrijven. Enerzijds was de Jaarbeurs-een nieuw woord in de Nederlandse taal-een monsterbeurs in de traditie van de jaarmarkten, anderzijds was ze een nijverheidstentoonstelling, waarvan er sinds de 19de eeuw wel meer gehouden waren. De beurzen van Leipzig en Lyon waren voorbeelden voor de organisatoren in de Domstad. Het rijk en de gemeente gaven subsidie; in 1919 nam in het bestuur van de Jaarbeurs een regeringscommissaris zitting en in 1921 kwam er een gemeentelijk commissaris in het bestuur.
Men wilde al direct in het najaar een beurs houden, maar dit plan bleek niet haalbaar. Er kwam een voorjaarsbeurs, van 26 februari tot 10 maart 1917, acht dagen vroeger dan de voorjaarsbeurs in Leipzig. De beurs werd gehouden in barakken op het Janskerkhof en het Vredenburg en in de gebouwen van de fruithal en de graanbeurs op het Vredenburg. Er was al direct veel belangstelling. De bedoeling was voortaan eens per jaar de Nederlandse handelaren en producenten met elkaar in contact te brengen; buitenlandse bedrijven mochten aanvankelijk niet deelnemen. Een uitzondering werd gemaakt voor de Zuidafrikaanse handel, die een eigen expositieruimte kreeg. Ondanks de uitsluiting was de belangstelling van buitenlandse kopers groot. De Jaarbeurs moest een dienstverlenende instelling zijn: zij gaf gelegenheid tot ontmoeting van vraag en aanbod. "Zaken doen is het doel der Jaarbeurs, zaken-kennis vermeerderen gaat er mede gepaard; zaken-uitbreiding moet er het gevolg van wezen." *  Het succes van de beurs werd bepaald door de omzet en in dat opzicht fungeerde zij als graadmeter van de Nederlandse economie. Hoewel verkoop en détail verboden was, werd het grote publiek in de gelegenheid gesteld de laatste dagen van de beurs te bezoeken. De organisatoren vonden het bij het karakter van de jaarbeurs horen, dat zij gehouden werd in de straten en op de pleinen van de stad. Een commissie voor vermakelijkheden zorgde tijdens de beurs voor ontspanning en vermaak. Utrecht veranderde tijdelijk in een stad vol vertier: optochten trokken door de stad, etalagewedstrijden zorgden voor fraaie vitrines en 's avonds was er theater en muziek. Met de Spoorwegen was een gereduceerd tarief afgesproken en de vereniging onderhield zelf een buslijn.
In 1918 kwam een permanente organisatie van de grond, met een eigen secretariaat in een houten gebouw op het Vredenburg. In datzelfde jaar kreeg de Jaarbeurs uitbreiding in het Tivolipark; daarna volgden de Maliebaan, het Lucasbolwerk en de Kanaalstraat. Na het succes van de eerste beurzen dacht men, met de Leipziger Messe als voorbeeld, aan de bouw van enige permanente Jaarbeursgebouwen op het Vredenburg. Dit resulteerde op 24 april 1919 in de oprichting van de N.V. Maatschappij tot exploitatie van Jaarbeursgebouwen. In februari 1920 legde prinses Juliana de eerste steen van het "eerste vaste Jaarbeursgebouw" *  , dat al in 1921 bij de vijfde jaarbeurs (6-16 september) in gebruik werd genomen. Vanaf het begin werden ook ruimten in het gebouw verhuurd aan derden: allerlei verenigingen en politieke partijen hielden er vergaderingen, shows en tentoonstellingen. De vereniging Ornithophilia huurde al in december 1921 het gehele Jaarbeursgebouw af voor haar 25e pluimveetentoonstelling. De Stichtsche Industrieele Club had permanent een vergaderzaal in het Jaarbeursgebouw in huur, die meestal ook door het Jaarbeursbestuur werd gebruikt.
Al in 1917 was men van plan om de beurs na afloop van de oorlog te "internationaliseren". Ondanks veel tegenstand werd het besluit hiertoe in 1919 genomen. Niettemin werd in verband met de economische situatie in de wereld de beurs in 1919 nog niet voor buitenlandse deelnemers opengesteld. Na afloop van de vijfde beurs werd besloten voortaan twee beurzen per jaar te houden: een voorjaarsbeurs in maart en een najaarsbeurs in september. Sommige branches gaven namelijk de voorkeur aan een presentatie in het najaar, andere juist in het voorjaar. Hier tekende zich al het begin af van de differentiatie, die uiteindelijk zou leiden tot een opsplitsing in vakbeurzen. Ten behoeve van het overzicht probeerde men individuele bedrijven in bepaalde sectoren te concentreren en per sector in enkele groepen. Enkele branches groeiden vanaf 1925 uit tot aparte afdelingen voor meubelen, landbouw en de zuivelindustrie. Industrietakken uit den vreemde groepeerden zich in "collectieve inzendingen".
Het eerste Jaarbeursgebouw kwam gereed op een moment dat de economie in een crisis verkeerde. Het gebouw bleek duurder dan geraamd, hoewel men de plannen slechts beperkt had uitgevoerd. De jaren daarna droeg de Jaarbeurs een enorme schuldenlast en werd zij geconfronteerd met teruglopende deelname. De overheid schoot te hulp door middel van een versoepelde regeling ten aanzien van de hypothecaire leningen en Graadt van Roggen maakte propaganda zoveel hij kon. Door de economische politiek van de jaren dertig was de binnenlandse economie weer op zichzelf aangewezen. Men concentreerde zich op de binnenlandse markt, waarvan de Jaarbeurs dus profiteerde. Het chronisch ruimtegebrek van de Jaarbeurs werd enigszins verlicht, toen in 1930 en 1932 tussen de Rijnkade en het Vredenburg nog twee aangrenzende gebouwen verrezen.
In het eerste gebouw kwam in 1921 ook een restaurant, dat verpacht werd aan de Zuid-Hollandsche Bierbrouwerij in Den Haag. De gerant was aanvankelijk C.H.A. Hartje (1921-1942), later opgevolgd door J. van Tongeren (1946-1961). Het Jaarbeursrestaurant verzorgde ook de buffetten in de beursgebouwen zelf. Een constant probleem was dat Utrecht niet in voldoende mate kon voorzien in logies en verstrooiing van de vele bezoekers en deelnemers die naar de Jaarbeurs kwamen. Men moest noodgedwongen uitwijken naar Amsterdam.
Het publicitair offensief van de Jaarbeurs was telken jare aanzienlijk, in binnen- èn buitenland. Op alle spoorwegstations lokten affiches de reizigers met gereduceerde tarieven naar Utrecht. De Jaarbeurs verspreidde zelf een krant, Op, naar de Jaarbeurs! (later Jaarbeurscourant en Beurspost) *  , en het orgaan De Jaarbeurs (1917-1935) *  . In tijden van crisis werd op alles bezuinigd, behalve op de reclame. Pieter Das ontwierp in 1918 een vignet, dat jarenlang (1918-1946) het frontispice van de beurscatalogi was. De spreuk "Wie zee houdt, wint de reis" karakteriseerde de Nederlandse handelsgeest. Het koggeschip verwees naar de Hollandse handelstraditie. Het Jaarbeurslogo, een U met een mercuriushelm erboven, dat tot op heden gehandhaafd is, werd in 1926 ontworpen door Henri Pieck, de toenmalige huisontwerper van de Jaarbeurs. De Jaarbeursaffiches van vóór de oorlog muntten uit in inwendige symboliek met betrekking tot nijverheid, handel, vooruitgang, opbouw, kracht e.d. De subsidies van rijk, gemeente en de Utrechtse Kamer van Koophandel werden merendeels aangewend voor de propaganda. Vanaf 1929 werd meer aandacht besteed aan het buitenland, waarvoor men meertalige affiches uitbracht. Er werd een Jaarbeursfilm gemaakt, die als voorlichtingsfilm in den lande aan plaatselijke detaillisten werd vertoond om te laten zien hoe zij het meeste profijt konden hebben van hun Jaarbeursbezoek.
Koningin Wilhelmina was van meet af aan de Beschermvrouwe van de Jaarbeurs en ter gelegenheid van de vijfentwintigste beurs in 1931 schonk zij de vereniging het predikaat "Koninklijk". Daardoor kreeg ook de naamgeving van de beursgebouwen een oranje tint: in 1938 werd de Beatrixhal in gebruik genomen, in 1946 gevolgd door de Irenehal. In 1937 werd prins Bernhard "Koninklijk Commissaris" van de Jaarbeurs.
De Tweede Wereldoorlog had in eerste instantie geen gevolgen voor de Jaarbeurs, afgezien van een verschuiving van de najaarsbeurs 1939 in verband met de mobilisatie. Het werd de Jaarbeurs wel verboden het predikaat "Koninklijk" te gebruiken. Pas in 1942 gelastte de bezetter vlak voor de opening de voorjaarsbeurs af. De Jaarbeurs zond de catalogus van die beurs toch rond bij wijze van "gids" voor handeldrijvend Nederland. De bouw van een machinehal op het Vredenburg ("tussenhal", vanaf 1946 "Irenehal") werd op verzoek van de Wehrmacht voortgezet en voltooid. De Wehrmacht vorderde de gebouwen; in 1945 werden de Duitsers opgevolgd door de Canadezen. Dank zij de bemoeienissen van prins Bernhard kon de Jaarbeurs in december 1945 weer over haar gebouwen beschikken. De tijdens de oorlogsjaren opgelopen schade drukte tien jaar later nog op de jaarrekening.
De voorjaarsbeurs 1946 werd de eerste beurs in het naoorlogse Europa. De rijkssubsidie verviel na de oorlog en de Jaarbeurs moest op eigen kracht verder. Zowel wat de expositieruimte (22.237 m2) als het aantal deelnemers (1629) en bezoekers (ca. 350.000) betreft, werd in 1946 een record gevestigd. Men begon met een schone lei; alles werd opnieuw ingedeeld. De Stichting Nederlandse Textieljaarbeurs werd opgericht en zij verzorgde voortaan de textielafdeling van de jaarbeurzen. Utrecht afficheerde zich als Jaarbeursstad en wilde op het continent Duitsland van de eerste plaats verdringen. Nog vóór 1950 was zij echter ingehaald door andere Europese beurzen. De Jaarbeurs zat namelijk ernstig verlegen om ruimte, om nieuwe gebouwen. Uitbreiding vond zij in de zomer van 1946 aan de Croeselaan, waar de gemeente haar 12 ha verkocht, met uitzicht op nog meer grond van het ministerie van defensie. Er werden daar ten behoeve van de najaarsbeurs 1946 diverse noodgebouwen neergezet. De vraag naar expositieruimte was enorm, maar geld en materiaal voor gebouwen waren er niet. De regering zou pas in de loop van 1953-schoorvoetend-haar steun geven voor de bouw van nieuwe hallen.
Bij de voorjaarsbeurs 1947 ging men over tot een systematische splitsing van de verschillende goederen. De gebruiksgoederen en de collectieve buitenlandse inzendingen kregen een plaats in het Vredenburgcomplex; de technische goederen bevonden zich aan de Croeselaan. Een verregaande differentiatie was hiermee een feit. Op 19 september 1950 werd besloten de bestaande algemene beurzen af te wisselen met vakbeurzen. De meubel- en woningtextielindustrie beet in 1952 het spits af, gevolgd door de agrarische en de ledersector. De algemene beurzen verloren zodoende aan betekenis en zouden eind jaren zestig opgaan in voor- en najaarsbeurzen voor gebruiksgoederen.
De Jaarbeurs dijde aan de Croeselaan geweldig uit. Daar verschenen achtereenvolgens de Bernhardhal, de Margriethal, de Julianahal, de Merwedehal, de Marijkehal en het Beatrixgebouw (zie bijlage). Niettemin verrees nog in 1962 op het Vredenburg een nieuw secretariaatsgebouw. Twee jaar later viel het besluit om het Vredenburg te verlaten en de Jaarbeursactiviteiten te concentreren aan de Croeselaan. De oude gebouwen op het Vredenburg hadden galerijen rond een vide, waarop slechts uniforme en traditionele standbouw mogelijk was. De nieuwbouw aan de Croeselaan bestond uit hallen, waardoor de mogelijkheden onbegrensd waren. *  De oude gebouwen vielen in 1970 onder de slopershamer. De restaurants en de buffetten aan de Croeselaan werden eerst ook gepacht door de Zuid-Hollandsche Bierbrouwerij, maar in 1969 nam de Jaarbeurs het beheer in eigen hand. In het Beatrixgebouw kwamen diverse restaurants met een moderne inrichting en gewaagde vormgeving (vierkante borden!).
Met de opening van het Beatrixgebouw in 1970 deed ook het Amerikaanse concept van de "Trade Mart" voor het eerst in Europa zijn intrede: een permanente beurs in het Beatrixgebouw voor de detailhandel, die voortkwam uit de algemene beurs voor gebruiksgoederen. *  Het aanzien van de Trade Mart deed erg denken aan de eerste jaarbeurzen met hun stands en tentoonstellingskarakter. Op bepaalde dagen en op afspraak waren hier exposanten aanwezig om inkopers voor te lichten. Daarnaast was er de meerdaagse expositie van deze gebruiksgoederen gedurende de traditionele voorjaars- en najaarsbeurzen.
De vormgeving werd in 1962 gestroomlijnd: voortaan kreeg iedere vakbeurs een eigen signatuur met logo. Maar van een geheel eigen huisstijl was nog geen sprake; het imago van de Jaarbeurs was versnipperd geraakt door het uiteenvallen van de jaarbeurzen in de diverse vakbeurzen. Pas in 1985 zou de K.N.J. haar eigen huisstijl introduceren.
De Jaarbeurs had tot aan de jaren zestig vooral concurrentie te duchten van kleine streekbeurzen overal in het land. "Versnippering" noemde de Jaarbeurs dit en zij had hiervan al vanaf het prille begin te lijden. Daarnaast kwamen in de jaren vijftig gespecialiseerde vakbeurzen op. Naast de Jaarbeurs waren de hallen van Ahoy (Rotterdam), Houtrust (Den Haag) en de RAI (Amsterdam) de enige alternatieven. Zij waren veel kleiner dan de Utrechtse hallen, maar ook goedkoper. De RAI kwam omstreeks 1960 naar voren als een serieuze concurrent van de Jaarbeurs, toen zij ging verhuizen van de binnenstad naar de rand van Amsterdam en daar ruime gebouwen neerzette. De Jaarbeurs en de RAI werden de twee grootste beurs- en tentoonstellingsbedrijven in de Benelux. In 1965 werd (in navolging van Duitsland) een Federatie van Beneluxbeurzen opgericht. Daarnaast is de Jaarbeurs het belangrijkste vergadercentrum van Nederland wegens haar centrale ligging.
Organisatie
N.V. 't Raedthuys
Archieven en inventarisatie
Literatuur
N.B. Zie ook de publikaties die zijn opgenomen in de inventaris (onder meer in de rubrieken Publiciteit en voorlichting, Jubilea en Aanhangsel).
Bijlagen

Kenmerken

Datering:
1916-1980
Toegangstitel:
Inventaris van de archieven van de Koninklijke Nederlandse Jaarbeurs te Utrecht (1764) 1916-1980 (1991)
Auteur:
P.J.V. Dekkers, met medewerking van D.J. Wijmer
Datering toegang:
1994
Notabene:
Vanwege ruimtegebrek bewaren wij dit archief niet in ons eigen depot. U kunt dit archief inzien door het aan te vragen via ons aanvraagformulier: https://hetutrechtsarchief.nl/aanvragen
Openbaarheid:
Beperking van openbaarheid van 75 jaar voor de inv. nrs. 189-197, 353 en 4673-4674. Raadpleging van niet-openbare archiefbescheiden slechts mogelijk na schriftelijke toestemming van de Jaarbeurs
Rechtstitel:
Opneming in beheer van een particulier, niet in eigendom verkregen
Omvang:
145 m zuurvrije dozen
Bijzonderheden:
Vanwege ruimtegebrek bewaren wij dit archief niet in ons eigen depot. U kunt dit archief inzien door het aan te vragen via ons aanvraagformulier: https://hetutrechtsarchief.nl/aanvragen
Thema trefwoorden: