708 Archieven, bewaard bij het stadsbestuur van Utrecht, behorend aan de stad ('Bewaarde archieven I')
Uitleg bij archieftoegang
Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.
Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:
• Kenmerken van het archief • Inleiding op het archief • Inventaris of plaatsingslijst • Eventueel bijlagen
De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.
De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.
De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.
Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.
708
Archieven, bewaard bij het stadsbestuur van Utrecht, behorend aan de stad ('Bewaarde archieven I')
N.B. In het St. Laurens-gasthuis, dat in 1359 gesticht was aan de Neude, woonden omstreeks 1380 bijeen 22 maagden, die zich denkelijk bezighielden met de verpleging der zieken in het in 1372 bij het gesticht aan de Oudegracht gefundeerde en aan St. Barbara gewijde huis voor arme zieken. Bij haar woonde de bekende Wermbout van Buscop († 1413), vroeger kapellaan in de Buurkerk en een groot volgeling der moderne devotie. * Evenwel, hoewel de zusters daar 'in groote eendracht t'samen leefden', 'geschieden haer veel last', denkelijk wel van de rechtzinnigen, die de vrije vergaderingen der moderne devoten niet gaarne zagen. * Zoo kwam ten jare 1396 een vroom Utrechts burger Dirc van der A († 1411) en zijne huisvrouw Lucie op den inval, om een hem toebehoorend perceel aan de overzijde der Neude te schenken aan vijf zijner vrienden met de opdracht, om daar eenige vrouwen van goed gedrag in te zetten.
Vgl. de fundatiebrieven van het gasthuis in: Muller, Geschiedenis der fundatiën, p. 7 e.v., en ook de kroniek van het St. Nicolaasklooster in: Vermeulen, Tijdschrift voor geschiedenis van Utrecht IV, p. 76-77.
Zie de aanteekening van Buchelius uit de registers van het klooster in zijne: Monumenta in templis Traiectina urbis, p. 131.
Dit geschiedde en de zusters verhuisden dus naar de nieuwe voor haar bestemde woning * ; Dircs dochter Lysbeth nam der sluier in het nieuwe gesticht. Eenige jaren later (1399) werd de vergadering reeds 'besloten' en nam zij de derde orde van St. Franciscus aan; er was toen ook eene kapel bijgebouwd. * Dirc van der A's schoonzoon, Dirck Pijl, voegde in 1403 ook het aangrenzende perceel aan de Oudegracht bij de stichting, die toen reeds aan St. Cecilia gewijd was. * Als stichteres van het hoogaltaar wordt zekere Fye van Zanen, uit een adellijk Haarlems geslacht, die op het Begijnhof te Utrecht woonde, vermeld; zij schonk ook land en verkocht al hare juweelen om de jonge stichting te helpen.
Charter van O.L.V. avont te Lychtmisse 1420 in het archief van het St. Barbara-gasthuis: de 'zusteren, die voirtiids woenende wairen after op Sinte Berbaren-hofstede ende nu woenende siin tot Zinte Cecylien.'
Zie het in noot 2 genoemde verhaal van Buchelius. Den fundatiebrief van dinsdag na Lichtmisse 1396 vindt men afgeschreven in een handschrift in de coll. Buchelius-Booth, B 23, fol. 22-23 (Rijksarchief in Utrecht).
Zie de akte van donderdag na St. Marcus 1403 in het bovengenoemde register van Buchelius fol. 23. Het is ook gedrukt bij: Matthaeus, Fundationes. p. 282.
Op Lichtmisavond 1420 deden de zusters afstand ten behoeve van het St. Barbara-gasthuis van haar recht op het gebouw achter het gasthuis aan de Neude, waarin zij vroeger gewoond hadden * ; toen waren zij dus geheel zelfstandig. Uit de kroniek van het St. Nicolaasklooster * blijkt, dat 'die ander conventen' (nam. alle huizen der moderne devotie) 'hem volcomliken overgegeven hebben onder her Warmbout ende onder die moeder van St. Cecilien, horen raet in allen te volgen, alsoe dat si allen in eenre mynnen stonden; ende die tot St. Cecilien biechtvader was, die was over al ende dit duerde lange jaren na her Warmbouts doet.' Het St. Cecilia-klooster was derhalve het hoofd der beweging. De kloostergebouwen zijn in 1647 ingericht tot Statenmunt. * De kapel, die reeds in 1618 tot wachthuis der soldaten was ingericht * ,werd in 1656 verkocht. *
Zie het charter van O.L.V. avont te Lychtmisse 1420 in het archief van het St. Barbara-gasthuis.
Vermeulen, Tijdschrift voor geschiedenis van Utrecht IV, p. 77.
Inventaris van de bij de archieven van het stadsbestuur van Utrecht bewaarde archieven, behorend aan de stad ('Bewaarde Archieven I'), 1284-1813 (1885)